Wetten en besluiten ter tekening voorleggen

De Grondwet bepaalt dat de Koning en één of meer ministers of staatssecretarissen alle wetten en Koninklijke Besluiten ondertekenen. Het Kabinet van de Koning legt deze stukken dagelijks aan de Koning voor en informeert hem over de inhoud ervan.

Koning Willem-Alexander ondertekent een wet
Beeld: ©Rotapool / Patrick van Katwijk
Den Haag, 25 februari 2022: in zijn werkkamer op Paleis Huis ten Bosch ondertekent Koning Willem-Alexander een wet.

Jaarlijks tekent de Koning gemiddeld 2500 wetten, algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s) en Koninklijke Besluiten. Voorbeelden van Koninklijke Besluiten zijn het verlenen van Koninklijke onderscheidingen, ambassadeursbenoemingen en benoemingen van hoge ambtenaren.

Met name de wetten en AMvB’s passeren de Koning in het wet- en regelgevingsproces meerdere malen:

  • voordat advies wordt gevraagd aan de Raad van State;
  • voorafgaand aan de aanbieding aan de Tweede Kamer (alleen voor wetten);
  • bij de bekrachtiging.

Ondertekening bij afwezigheid

Al deze stukken moeten door de Koning zelf worden getekend. Er kan niet namens hem worden getekend. In ons staatsbestel heeft de Koning in functie namelijk geen plaatsvervanger. Dit betekent dat het Kabinet van de Koning spoedeisende stukken elektronisch aan de Koning ter tekening voorlegt tijdens zijn verblijf in het buitenland. De Koning tekent het stuk digitaal en stuurt het terug aan zijn Kabinet, waarna bijvoorbeeld de wetgevingsprocedure kan worden voortgezet. Bij terugkeer in Nederland tekent de Koning het originele papieren stuk.

Na ondertekening door de Koning (het seign), zet de verantwoordelijke minister of staatssecretaris zijn of haar handtekening. Dit is het contraseign (de tegenhandtekening). Hiermee komt de ministeriële verantwoordelijkheid tot uitdrukking.

Na bekendmaking in het Staatsblad wordt de wet in het archief van het Kabinet van de Koning bewaard totdat het naar het Nationaal Archief wordt overgebracht.

Rol van de Koning in het wetgevingsproces

De Koning heeft een rol op verschillende momenten in het wetgevingsproces. Dit is in de (Grond)wet zo bepaald: 

  • Wetsvoorstellen en algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s) worden na behandeling in de ministerraad door de Koning voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. De Raad van State brengt een advies uit aan de betrokken bewindspersoon.
  • Naar aanleiding van dit advies formuleert de bewindspersoon zijn of haar reactie in een Nader rapport. De bewindspersoon biedt dat, zo nodig na behandeling in de ministerraad, aan de Koning aan.
  • Vervolgens biedt de Koning het wetsvoorstel met een Koninklijke Boodschap aan de Tweede Kamer aan. Een algemene maatregel van bestuur zal hij met zijn handtekening bekrachtigen.
  • Tot slot bekrachtigt de Koning, na behandeling in de Staten-Generaal, het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel is daarmee wet geworden.